
Kunstenaarscollectief Ipihan tovert in vijf weken een verlaten Noors dorp om tot een kunstparadijs
Het collectief zoekt elk jaar een nieuwe locatie op. ‘Het gaat ons erom dat we onze individuele ateliers verlaten en plekken opzoeken waar we kunnen doen wat we willen.’
Bovenop een berg in het Noorse Salangen, zo’n 1.500 kilometer ten noorden van Oslo, liggen de restanten van een ijzermijn. Het arbeidersleven dat zich daar tussen 1906 en 1912 voltrok heeft de nodige sporen achtergelaten. Funderingen van barakken markeren het voormalige mijnwerkersdorp, betonblokken stippelen de kabelbaan uit waarmee gedolven erts naar de verwerkingsfabriek in het dal werd gevoerd. Van die fabriek aan het fjord is slechts een ruïne over. De krachtcentrale ernaast staat nog wel overeind.
Van 19 juni tot en met 23 juli vormen deze tien hectare mijngeschiedenis het leef- en werkgebied van If Paradise Is Half As Nice (Ipihan). Dit Nederlandse kunstenaarscollectief zoekt jaarlijks een verlaten plek op om van de daar aanwezige materialen en verhalen in vijf weken een ‘kunstparadijs’ in elkaar te zetten. Op uitnodiging van de Salangen Biënnale maken ze voor hun dertiende editie een tentoonstelling in de buitenlucht van Noorwegen. Daarvoor hebben ze ook zeven Scandinavische kunstenaars uitgenodigd.
Voor ze echt kunnen beginnen, maken de kunstenaars de oude krachtcentrale bewoonbaar. ‘Tijdens die eerste dagen zetten we onze tenten op, maken we een werkplaats en bouwen we een provisorische keuken, toilet en douche’, zegt Ties Ten Bosch, sinds 2013 lid van Ipihan. Daarna gaan de kunstenaars ieder voor zich aan de slag.
‘Het gebied is onze curator’, zegt Ten Bosch. ‘Welke vorm de werken zullen aannemen moet nog blijken, maar het staat vast dat ze zullen inspelen op de locatie.’ Het project wordt mogelijk gemaakt door CBK Rotterdam, het Goethe-Institut en crowdfunding. Een trouwe schare fans maakt het mogelijk dat Ipihan jaarlijks in een geïsoleerd gebied neerstrijkt om daar het experiment aan te gaan, zonder druk om met concrete resultaten of verkoopbare werken te komen.
Hoewel, dit jaar is er toch een béétje druk: ‘De organisatoren van de Salangen Biënnale verwachten natuurlijk wel dat we met goede kunstwerken komen.’ Van het kraken van fabrieken en voormalige warenhuizen rondom Leipzig en Dresden tot het mee organiseren van een biënnale: het illegale is er inmiddels wel vanaf. Maar daar heeft het voor het collectief ook nooit om gedraaid, zegt Ten Bosch. ‘Het gaat ons erom dat we onze individuele ateliers verlaten en plekken opzoeken waar we kunnen doen wat we willen.’
Waren die plekken tot nu toe redelijk begrensd, dit keer is het gebied een stuk groter. ‘Het wordt een uitdaging om alsnog samenhang te creëren tussen de waarschijnlijk ver van elkaar vandaan geïnstalleerde werken’. Met een locatie middenin de fjorden en slechts één supermarkt en één bouwmarktje in de nabije omgeving zijn er ook veel praktische beperkingen. ‘We kunnen niet even honderd houten balken ergens ophalen. We zijn dit jaar nóg meer aangewezen op de plek zelf.’
Ook wat bezoekers betreft: waar Ipihan andere jaren veel Nederlanders ontving, zal het collectief nu vooral bewoners en toeristen naar de ijzermijn moeten trekken voor het afsluitende tentoonstellingsweekend (21, 22 en 23 juli). Dat komt wel goed, verwacht Ten Bosch. ‘Het dorp heeft de paarden en quads al klaarstaan waarmee bezoekers naar boven zullen worden gebracht.’

Het Nederlandse kunstcollectief Ipihan gaat in de zomer kunst maken op vervallen locaties in Salangen, Noorwegen. Vlnr: Michiel Janssen (Ipihan), Vidar Laksfors (Salangen Biennale), Markus Richter (Salangen Biennale), Selma Köchling (Salangen Biennale), Ties Ten Bosch (Ipihan), Sabrina van der Leij (directeur SørTroms Museum).Beeld Ipihan